
- 1964 - 1
- 1965 - 2
- 1966 - 3
- 1967 - 4
-
1968 - 5
- 1969 - 6
- 1970 - 7
- 1971 - 8
- 1972 - 9
-
1973 - 10
- 1974 - 11
- 1975 - 12
- 1976 - 13
- 1977 - 14
-
1978 - 15
- 1979 - 16
- 1980 - 17
- 1981 - 18
- 1982 - 19
-
1983 - 20
- 1984 - 21
- 1985 - 22
- 1986 - 23
- 1987 - 24
-
1988 - 25
- 1989 - 26
- 1990 - 27
- 1991 - 28
- 1992 - 29
-
1993 - 30
- 1994 - 31
- 1995 - 32
- 1996 - 33
- 1997 - 34
-
1998 - 35
- 1999 - 36
- 2000 - 37
- 2001 - 38
- 2002 - 39
- 2003 - 40
- 2004 - 41 Jura
- 2005 - 42 Jura
- 2006 - 43 Jura
- 2007 - 44 Jura
- 2008 - 45 Jura
- 2009 - 46 Jura
- 2010 - 47 Jura
- 2011 - 48 Jura
- 2012 - 49 Jura
- 2013 - 50 Jura
- 2014 - 51 Jura
- 2015 - 52 Jura
- 2016 - 53 Jura
- 2017 - 54 Jura
- 2018 - 55 Jura
- 2019 - 56 Jura
- 2020 - 57 Jura
- 2021 - 58 Jura
- 2022 - 59 Jura
- 2023 - 60 Jura
2016
p.3 | Ten geleide Storme, M.E. |
5 | Procederen bij de Rotterdam District Court en de Netherlands Commercial Court De redactie privaat WISSINK, M. |
11 | Wat is ouderschap? SWENNEN, F. Wat is ouderschap? Ouderschap is de verwerving, de uitoefening en het verlies van het geheel van rechten en plichten van personen, in het bijzonder verwanten, ten opzichte van kinderen. De Belgische wetgever organiseert ouderschap via twee onderscheiden containercategorieën: afstamming en adoptie. Die rechtsinstellingen staan onder grote druk door de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof, die in deze bijdrage grondig wordt ontleed. Het Grondwettelijk Hof wil afstappen van strikte wettelijke keurslijven van ouderschap, ten voordele van een belangenafweging in concreto. Deze benadering sluit aan bij de evolutie van ouderschap, van een solide verhouding van staat, naar fluïde assemblages. In deze bijdrage wordt verdedigd dat die evolutie positief is en in de wet moet worden verankerd. Op die manier zijn rechters beter toegerust om families als kwetsbare gehelen preventief en positief te ondersteunen. Ouderschap dient te worden gegrond in een verantwoordelijk ouderschapsproject veeleer dan in de biologische of sociale werkelijkheid. De mater semper certa est-regel kan daarom worden afgezwakt. Afstamming en adoptie kunnen als packagedeals blijven bestaan, maar kunnen beter worden geïntegreerd. Daarnaast kan de wetgever families tegemoet treden door ook de juridische verankering te regelen van andere relaties van bijzondere betekenis voor het kind, met de personen die het hebben voortgebracht, het grootbrengen of het opvoeden. De noodzakelijk pluralistische benadering van het voorgaande impliceert dat ouderschap volledig wordt losgekoppeld van de partnerrelatie tussen de ouders, ook wat betreft de pater is est-regel en bij echtscheiding. De noodzakelijk aanvullende benadering impliceert dat nieuwe ouderschappen het eerdere ouderschap niet hoeven uit te schakelen, maar kunnen aanvullen in meervoudig ouderschap. Enkel een reflectie op ouderschap buiten de geijkte denkkaders kan zodoende leiden tot een noodzakelijke hervorming SluitenSamenvatting |
97 | Nietigheid en 'meest gunstige interpretatie': de remedies bij onrechtmatige bedingen in consumentenovereenkomsten in het licht van de rechtspraak van het Hof van Justitie GEIREGAT, S. Nietigheid en 'meest gunstige interpretatie': de remedies bij onrechtmatige bedingen in consumentenovereenkomsten in het licht van de rechtspraak van het Hof van Justitie Onrechtmatige bedingen in overeenkomsten met consumenten zijn nietig. Bij twijfel over een onduidelijk beding, prevaleert de interpretatie die het meest gunstig is voor de consument. Deze individuele ‘remedies’ voor consumenten lijken op het eerste zicht erg eenvoudig, maar het tegendeel is waar. Door hun Europese oorsprong moet immers rekening worden gehouden met de wildgroei aan rechtspraak van het Hof van Justitie. Deze bijdrage probeert de fragmentarisch beslechte vraagstukken over de remedies systematisch weer te geven en te becommentariëren. Bovenal moet worden vastgesteld dat onze klassieke nietigheid niet is aangepast om de nagestreefde maatschappelijk-preventieve doelstellingen uit het leerstuk na te streven. SluitenSamenvatting |
179 | Nietigheid op maat: proportionaliteit en werkzaamheid bij partiële nietigheid, reductie en conversie PEERAER, F. Nietigheid op maat: proportionaliteit en werkzaamheid bij partiële nietigheid, reductie en conversie Wanneer een rechtshandeling aangetast is door een nietigheidsgrond, rijst de vraag welke impact die nietigheid heeft op de rechtshandeling. In welke mate kan de rechtshandeling, ondanks haar nietigheid, toch nog bepaalde rechtsgevolgen teweegbrengen? Deze bijdrage onderzoekt de grondslag en beginselen die een antwoord op de voormelde vraag geven, om zo twee cassatiearresten over overmatige concurrentiebedingen te kunnen duiden. De auteur argumenteert dat partiële nietigheid, reductie en conversie in essentie slechts bijzondere toepassingen zijn van een fundamenteler beginsel, nl. het werkzaamheidsbeginsel. Het is dat beginsel dat bepaalt of – en zo ja, in welke mate – de nietige rechtshandeling toch nog rechtsgevolgen schept. SluitenSamenvatting |
249 | Overzicht van rechtspraak. Consumentenbescherming (2008-2014) - Marktpraktijken (2011-2014). Deel oneerlijke praktijken en vordering tot staken I. Verboden praktijken
A. KEIRSBILCK, B. (Oneerlijke handels- en beroepspraktijken jegens consumenten (2008-2014))
B. KEIRSBILCK, B. (Oneerlijke marktpraktijken jegens personen andere dan consumenten (2011-2014))
C. KEIRSBILCK, B. (Verkoop met verlies (2011-2014))
II. KEIRSBILCK, B. (Rechtshandhaving (2011–2014))
III. KEIRSBILCK, B. (Vordering tot staking (2011–2014)) KEIRSBILCK, B. |
375 | Boekbesprekingen E. DE KEZEL; M. DEWEIRDT; J. VANPRAET; J. STUYCK; Y. VAN COUTER, P. DE SMEDT & F. PAUWELS; Orde van de Vlaamse balies (ed.); R. DEBLAUWE; E. DIRIX, R. STEENNOT & H. VANHEES; L. WEYTS; B. ALLEMEERSCH & T. KRUGER (eds.); M. JESCHKE; LOACKER, L.; L. SCHUERMANS & C. VAN SCHOUBROECK; F. BLOCKX; P. FOUBERT, B. VANHEUSDEN, S. VERBIST, J. ACKAERT, N. TORFS & A. DE BECKER |
405 | Ten geleide STORME, M.E. |
407 | 'Dance me to the children who are asking to be born'. Over levenloos geborenen en ongeborenen De redactie privaat SWENNEN, F. |
423 | [Nederland (en België) in kielzog van de VS en de UK] Opkomst van empirical legal studies: een vloek, een zegen, of allebei? De redactie privaat ANTOKOLSKAIA, M. |
433 | Bevoegdheden als categorie van subjectieve rechten: afbakening, kenmerken en juridisch regime WITHOFS, V. Bevoegdheden als categorie van subjectieve rechten: afbakening, kenmerken en juridisch regime In deze bijdrage worden de bevoegdheden (naar Nederlands recht ook ‘wilsrechten’ genoemd) als categorie van subjectieve rechten bestudeerd. Het betreft de subjectieve rechten die de titularis de macht geven om eenzijdig in te grijpen in een bepaalde rechtssituatie. In het eerste deel wordt grondig ingegaan op het begrip en de kenmerken van de bevoegdheden en de plaats die zij innemen in de indeling van de subjectieve rechten. De nadruk ligt hier voornamelijk op het onderscheid met de aanspraken (zakelijke rechten, de intellectuele eigendomsrechten, de persoonlijke rechten en de persoonlijkheidsrechten). In een tweede deel wordt het juridisch regime van de bevoegdheden geanalyseerd. Hier komen het ontstaan, de uitoefening, de afdwingbaarheid en het tenietgaan van de bevoegdheden aan bod. SluitenSamenvatting |
489 | Overheidscontracten in het Belgische recht: besturen op de snijlijn van privaat- en publiekrecht LIERMAN, S., VAN DE WEYER, P., VANDORMAEL, K. Overheidscontracten in het Belgische recht: besturen op de snijlijn van privaat- en publiekrecht Het overheidsoptreden wordt traditioneel geassocieerd met de uitoefening van eenzijdige rechtshandelingen met individueel of reglementair karakter. Deze omschrijving van het overheidsgebeuren doet de realiteit geen recht. Naast deze gezagsuitoefening maakt de overheid immers steeds vaker gebruik van privaatrechtelijke instrumenten om het algemeen belang te behartigen. Onze aandacht gaat hierbij i.h.b. naar de door de overheid gesloten contracten. Deze bijdrage gaat voorbij aan de (uiteenlopende) redenen van deze evolutie en concentreert zich op de juridische probleemstelling. Deze praktijk stelt de wetgever en de rechter immers voor een uitdagende opdracht. Binnen welke grenzen mag het bestuur de privaatrechtelijke weg bewandelen en welke regels beheersen deze privaatrechtelijke verhoudingen: is het privaatrecht erop van toepassing of geldt een publiekrechtelijke regeling? Deze bijdrage meandert over de oude breuklijn tussen publiek- en privaatrecht en bespreekt op welke wijze regels en beginselen van beide zijden het algemeen belang dienen. SluitenSamenvatting |
579 | [Vervoer en transportschade] E-commerce en schade bij bezorging VERHEYEN, W., DE MAN, M. [Vervoer en transportschade] E-commerce en schade bij bezorging E-commerce is de laatste jaren enorm gegroeid. Hoewel het gemak van een levering aan huis zeker bijdraagt tot dit succes, is de keerzijde hiervan dat de pakjes tijdens het vervoer naar de consument frequent verloren raken, schade oplopen of dat de aflevering ervan veel te laat gebeurt. De consument kan zich in dat geval tegen de webshop keren. Die webshop verzorgt de bezorging echter vaak niet zelf, maar doet daarvoor een beroep op een vervoerder. De aansprakelijkheid van deze vervoerder wordt veelal op dwingende wijze geregeld, vaak door internationale verdragen. De vraag rijst of dit dwingend vervoerrecht de webshop toelaat om een integrale vergoeding te bekomen van de schade resulterend uit de slechte uitvoering van de vervoerovereenkomst, dan wel of de webshop hiervoor alleen moet instaan en zo geconfronteerd wordt met een aansprakelijkheidsblootstelling. SluitenSamenvatting |
673 | Overzicht van rechtspraak. Wet op de landverzekeringsovereenkomst 2004-2015 I. De landverzekeringsovereenkomst in het algemeen; II. Schadeverzekeringen; III. Persoonsverzekeringen VAN SCHOUBROECK, C., MEURS, T., AMANKWAH, J., GLIBERT, N. |
1119 | Boekbesprekingen C.H. VAN REE & A. UZELAC (eds.); T. DE VOGELAERE; R. BARBAIX & A.L. VERBEKE; H. CASMAN, R. DEKKERS, A.-L. VERBEKE & E. ALORS, C. DECLERCK, W. PINTENS & K. VANWINCKELEN; E. VANDENDRIESSCHE; A. DE BOECK, V. SAGAERT, R. VAN RANSBEECK, F. BRANDSMA, N. CARETTE, D. DE BOT, W. DERIJCKE, F. HELLEMANS, P. HULPIAU & J. VAN DE VOORDE; F. HAENTJENS; A. VAN OEVELEN, S. RUTTEN & J. ROZIE; E. WAUTERS, P. VALCKE & E. LIEVENS |
1139 | Ten geleide STORME, M.E. |
1141 | Vriendschap in het recht De redactie privaat SAGAERT, V. |
1155 | Procesvoering zonder raadsman in het burgerlijk geding. Wat je zelf doet, doe je beter? SOBRIE, S. Procesvoering zonder raadsman in het burgerlijk geding. Wat je zelf doet, doe je beter? Ook wie zonder advocaat procedeert, heeft recht op een effectieve toegang tot de rechter en op een behoorlijke rechtsbedeling. De vraag rijst of het Belgische procesrecht daartoe voldoende waarborgen biedt, zeker nu het systeem van juridische bijstand, waarbij de Staat tussenkomt in de kostprijs van een advocaat, meer en meer onder druk komt te staan. Deze bijdrage gaat na in welke mate de burgerlijke rechtspleging aangepast is aan procespartijen zonder raadsman, en of dat volstaat in het licht van art. 6 § 1 EVRM. Daarbij wordt ook, ter vergelijking en inspiratie, gekeken naar de manier waarop men in Nederland en Engeland omgaat met procespartijen zonder raadsman. Het Europees burgerlijk procesrecht wordt eveneens in het onderzoek betrokken. SluitenSamenvatting |
1205 | Het kredieteigendomsvoorbehoud GRUYAERT, D. Het kredieteigendomsvoorbehoud In deze bijdrage wordt de mogelijkheid onderzocht van een eigendomsvoorbehoud dat meer waarborgt dan de rechtstreekse tegenprestatie voor de geleverde zaak, namelijk de betaling van de prijs en haar toebehoren. De uitbreiding van de zekerheidsfunctie van het eigendomsvoorbehoud naar andere schuldvorderingen werd in het Belgische recht steeds van de hand gedaan. De nieuwe Belgische Pandwet breidt het toepassingsdomein van het eigendomsvoorbehoud op verschillende vlakken uit en doet de vraag rijzen of er daardoor ruimte is ontstaan voor een ‘verruimd’ eigendomsvoorbehoud. Naar Nederlands recht is er reeds een draagvlak aanwezig voor het kredieteigendomsvoorbehoud, al bestaat daarover veel discussie. Ook het Duitse en Engelse recht, waar het verruimd eigendomsvoorbehoud wel algemeen wordt erkend, bieden inspiratie voor het uitwerken van een toekomstig regime naar Belgisch recht voor het kredieteigendomsvoorbehoud. SluitenSamenvatting |
1237 | Pauliaanse vordering en nietigheidsvordering tegen vennootschapsbesluiten met externe werking: aan elkaar gewaagd DE DIER, S. Pauliaanse vordering en nietigheidsvordering tegen vennootschapsbesluiten met externe werking: aan elkaar gewaagd De nietigheidsvordering tegen vennootschapsbesluiten met externe werking is voor een aandeelhouder wat de pauliaanse vordering is voor een schuldeiser. Beide actiemogelijkheden hebben wezenlijk dezelfde functie: ze controleren de wijze waarop een bevoegdheid, waarvan de eiser de economische begunstigde is, wordt aangewend. Bovendien gaat het resultaat in dezelfde richting. Deze bijdrage verklaart niet alleen de verschillen tussen beide vorderingen, maar argumenteert ook dat de derde-wederpartij een gelijkwaardige bescherming moet krijgen. Zoals de pauliana een krachtig middel is in handen van een schuldeiser ter bekamping van collusie tussen zijn schuldenaar en derden, is de nietigheidsvordering voor de aandeelhouder een potent actiemiddel tegen besluiten met externe werking bij kwade trouw van de derde-wederpartij. Onderweg wordt ook een antwoord gegeven op de gerelateerde vraag of schuldeisers de nietigverklaring van een besluit kunnen vorderen. SluitenSamenvatting |
1301 | De schenking over verschillende generaties heen: het Napoleontisch wantrouwen voorbijgestreefd? Een kritische vergelijking tussen de Belgische erfstelling over de hand bij schenking, de Franse donation graduelle en de Zuid-Afrikaanse fideicommissary donation AERTS, M. De schenking over verschillende generaties heen: het Napoleontisch wantrouwen voorbijgestreefd? Een kritische vergelijking tussen de Belgische erfstelling over de hand bij schenking, de Franse donation graduelle en de Zuid-Afrikaanse fideicommissary donation Sinds meer dan 200 jaar kent het Belgische recht een verbod op erfstellingen over de hand. Doordat de begunstigde van een erfstelling over de hand verplicht is het geschonken goed te bewaren, om het bij zijn overlijden in natura door te geven aan een tweede begunstigde, ging deze figuur immers in tegen het principe van de vrije handel dat sinds de Franse Revolutie zo cruciaal werd geacht. De Belgische rechtspraktijk doet vandaag daarom beroep op andere rechtsfiguren zoals het fideicommis de residuo, dat werkt volgens dezelfde tweetrapsredenering, maar geen expliciete bewaarplicht omvat. De vraag rijst echter of het initiële verbod op erfstellingen over de hand vandaag nog stand kan houden in een wereld waar vermogensplanning steeds belangrijker wordt. Deze bijdrage zal daarvoor een rechtsvergelijkende analyse met Frankrijk en Zuid‑Afrika doorvoeren, zich daarbij toespitsend op de erfstellingen over de hand bij schenking (‘transgenerationele schenkingen’). SluitenSamenvatting |
1375 | Tijdsverloop en schadevergoeding JOCQUE, G. Tijdsverloop en schadevergoeding Deze bijdrage onderzoekt de invloed van het tijdsverloop op de raming van schade. Uitgangspunt vormen enkele fundamentele beginselen van het schadevergoedingsrecht. Vervolgens wordt stilgestaan bij het ogenblik waarop de rechter zich moet plaatsen om schade te ramen en de gevolgen van het onderscheid tussen schade uit het verleden en toekomstige schade. Verder kunnen tal van gebeurtenissen die zich tegelijk met of na het schadegeval voordoen, de schade doen toenemen of verminderen. Aldus wordt nagaan met welke gebeurtenissen de rechter bij de raming van schade rekening moet houden. De rechter moet verder de vergoeding bepalen voor zowel de schade die zich op het tijdstip van de raming reeds gerealiseerd heeft, als degene die zich nog in de toekomst zal voordoen. Voor de toekomstige schade die zich uitstrekt na het tijdstip van de raming, wordt de rechter geconfronteerd met tal van onzekerheden. Er moet dus in meerdere of mindere mate abstractie gemaakt worden van deze onzekerheden. Bij gebrek aan duidelijke regelgeving speelt voor het onderzoek van deze tijdsgerelateerde problemen bij de raming van schade de rechtspraak van het Hof van Cassatie een determinerende rol. Vooral deze rechtspraak vormt de basis van de bijdrage. SluitenSamenvatting |
1435 | [Nederland] Schadebegroting en tijdsverloop. Over schade als veranderlijk verschijnsel en wat dit betekent voor het schadevergoedingsrecht HEBLY, M., LINDENBERGH, S. [Nederland] Schadebegroting en tijdsverloop. Over schade als veranderlijk verschijnsel en wat dit betekent voor het schadevergoedingsrecht In deze bijdrage verkennen de auteurs de betekenis van tijdsverloop bij de begroting van schade. Schade kan in de tijd bezien als een bewegend verschijnsel worden gezien: de nadelige gevolgen van een gebeurtenis ontvouwen zich immers met het verstrijken van de tijd, waardoor het feitelijke schadebeeld kan veranderen. De schadebegroting lijkt niet goed mogelijk zonder een ‘ijkpunt’ in de tijd, waardoor het resultaat in zekere zin telkens als een momentopname kan worden gezien. Welk tijdsmoment voor de schadevaststelling het beslissende is, kan op verschillende manieren worden bepaald. De auteurs hanteren het onderscheid tussen ex ante en ex post benaderingen van schadevaststelling, maken daarmee een rondgang langs diverse schadevergoedingsrechtelijke figuren en laten zo zien hoe het verstrijken van tijd van invloed is op het schade(vergoedings)debat en welke (rechts)vragen op dit vlak spelen. SluitenSamenvatting |
1523 | Boekbesprekingen A. CATALDO, N. COLETTE-BASECQZ, N. ESTIENNE, B. FOSSÉPREZ, B. GORFFAUX, R. MARCHETTI & A. PÜTZ; B. DEMARSIN; R. BARBAIX & A.L. VERBEKE (eds.); S. EGGERMONT; S. SOBRIE; D. GRUYAERT; K. SWINNEN & M. MUYLLE (eds.); M. FINKELMEIER; D. VAN GERVEN; R. BARBAIX & N. CARETTE (eds.); V. SAGAERT & J. DEL CORRAL; B. DEBAENST, B. COPPEIN, J. DEFERME, F. DHONDT, D. HEIRBAUT, S. HUYGEBAERT, T. RUYS, G. SCHRANS, S. VANDENBOGAERDE & M. VANKEERSBILCK; W. CHANG |