
- 1964 - 1
- 1965 - 2
- 1966 - 3
- 1967 - 4
-
1968 - 5
- 1969 - 6
- 1970 - 7
- 1971 - 8
- 1972 - 9
-
1973 - 10
- 1974 - 11
- 1975 - 12
- 1976 - 13
- 1977 - 14
-
1978 - 15
- 1979 - 16
- 1980 - 17
- 1981 - 18
- 1982 - 19
-
1983 - 20
- 1984 - 21
- 1985 - 22
- 1986 - 23
- 1987 - 24
-
1988 - 25
- 1989 - 26
- 1990 - 27
- 1991 - 28
- 1992 - 29
-
1993 - 30
- 1994 - 31
- 1995 - 32
- 1996 - 33
- 1997 - 34
-
1998 - 35
- 1999 - 36
- 2000 - 37
- 2001 - 38
- 2002 - 39
- 2003 - 40
- 2004 - 41 Jura
- 2005 - 42 Jura
- 2006 - 43 Jura
- 2007 - 44 Jura
- 2008 - 45 Jura
- 2009 - 46 Jura
- 2010 - 47 Jura
- 2011 - 48 Jura
- 2012 - 49 Jura
- 2013 - 50 Jura
- 2014 - 51 Jura
- 2015 - 52 Jura
- 2016 - 53 Jura
- 2017 - 54 Jura
- 2018 - 55 Jura
- 2019 - 56 Jura
- 2020 - 57 Jura
- 2021 - 58 Jura
- 2022 - 59 Jura
- 2023 - 60 Jura
2018
p.5 | Ten Geleide STORME, M.E. |
7 | In memoriam Marcel Storme vanuit Nederland MAEIJER, J. |
10 | In memoriam Marcel Storme BOCKEN, H. |
23 | De jongste herzieningen van het Nederlandse relatievermogensrecht De Redactie Privaat ANTOKOLSKAIA, M. |
39 | Socio-juridische studies: de derde weg De Redactie Privaat SWENNEN, F. |
55 | De grote oorlog en het Nederlandse overeenkomstenrecht – 'neutraliteit', 'weerstand' en 'responsiviteit' VAN BOOM, W. De grote oorlog en het Nederlandse overeenkomstenrecht – 'neutraliteit', 'weerstand' en 'responsiviteit' Om niet vertrapt te raken tussen de centrale mogendheden en de geallieerde legers hield het Koninkrijk der Nederlanden gedurende de Eerste Wereldoorlog vast aan zijn neutraliteitspolitiek. Hoewel Nederland er in slaagde om op die wijze buiten de gevechtshandelingen te blijven, liet de oorlog wel sporen na op de Nederlandse sociaal-economische verhoudingen. In deze bijdrage staat centraal wat de directe en indirecte invloed van de Grote Oorlog is geweest op het overeenkomstenrecht. Sinds de invoering in 1838 van het Burgerlijk Wetboek was er nog niet een zo ontwrichtend internationaal conflict uitgebroken als deze oorlog bleek te zijn. In zekere zin was de Grote Oorlog dus ook een ‘stresstest’ van de houdbaarheid van de centrale leerstukken van het overeenkomstenrecht zoals het leerstuk van overmacht en onmogelijkheid. Samenvatting |
91 | “Justice ou liberté?” De impact van de Eerste Wereldoorlog op het Belgische privaatrecht VANDENBOGAERDE, S. “Justice ou liberté?” De impact van de Eerste Wereldoorlog op het Belgische privaatrecht In de nasleep van de herdenkingen rond de Eerste Wereldoorlog, hield de rechts- historiografie zich enigszins afzijdig en, in tegenstelling tot het onderzoek in de ons omringende landen, bleven de gevolgen van de oorlog van 1914-1918 op het Belgische privaatrecht onderbelicht. Nochtans rapporteerden juristen toen al over de onmiskenbare impact van de oorlog en de bezetting op verschillende rechtstakken zoals het overeenkomstenrecht of het personen- en familierecht. Samenvatting |
147 | Bescheiden toezichter of bemiddelaar? De plaats van de rechter in reorganisatie en faillissement vanuit rechtshistorisch perspectief DE RUYSSCHER, D. Bescheiden toezichter of bemiddelaar? De plaats van de rechter in reorganisatie en faillissement vanuit rechtshistorisch perspectief De plaats van de rechter in de Belgische gerechtelijke reorganisatie is thans beperkt door een uitgebreid initiatiefrecht van de debiteur en omwille van het overwicht van het oordeel van de schuldeisers over het herstel- en reorganisatieplan. De opschorting van betaling, die eenvoudig en grotendeels eenzijdig wordt toegekend, vormt een restant van een benadering uit het ancien régime. Deze methode werd door de Napoleontische codificaties geschrapt, maar werd niettemin – eerst onder het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, later in België – opnieuw ingevoerd. Dat gebeurde echter met behoud van vele regels uit de Franse wetboeken. Mede daardoor bleef de rol van de rechter bescheidener dan vóór de Franse Revolutie. Het Belgische faillissements- en reorganisatierecht van de negentiende, twintigste en eenentwintigste eeuw bracht op dit vlak weinig vernieuwing. Niettegenstaande regels van reorganisatierecht steeds meer als een uitzondering op gemeen privaaten procesrecht worden beschouwd, blijven wettelijke beperkingen gelden die een overblijfsel zijn van de historische band met faillissement en van de beperkt economisch-bedrijfsmatige interpretatie van reorganisatie in het verleden. Ze maken dat de rechtbank van koophandel niet ten volle als een forum voor informatieuitwisseling, onderhandeling en bemiddeling kan worden opgevat. Een confrontatie met het recht en de praktijken van de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw, zowel in Frankrijk als in de Nederlanden, laat toe de Belgische juridische traditie inzake reorganisatie anders te bekijken. SluitenSamenvatting |
219 | De overmachts- en de imprevisieleer: één gespleten persoonlijkheid? DE POTTER DE TEN BROECK, M. De overmachts- en de imprevisieleer: één gespleten persoonlijkheid? In het contractenrecht onderscheidt overmacht zich qua toepassingsvereisten van de imprevisieleer doordat voor overmacht is vereist dat een schuldenaar onmogelijk zijn verbintenis kan uitvoeren door een ontoerekenbare wijziging van omstandigheden die zich na de contractsluiting voordeed, terwijl een beroep op de imprevisieleer klassiek wordt voorbehouden voor het geval dat de schuldenaar het door een dergelijke wijziging van omstandigheden ernstig moeilijk krijgt om zijn verbintenis uit te voeren. Het onderscheid tussen de onmogelijkheid en de ernstige bemoeilijking staat centraal in deze bijdrage. Uit onder andere een doorgedreven rechtspraakonderzoek en een rechtsvergelijkende blik zal blijken dat dit onderscheid onbestaande is. Bijgevolg zal worden vastgesteld dat er geen nood bestaat om een van de overmachtsleer onderscheiden imprevisieleer in het Belgische recht in te voeren, aangezien de overmachts- en de imprevisieleer dezelfde situaties dekken. SluitenSamenvatting |
323 | Loyaliteitsplicht van meerderheidsaandeelhouders. Aard en misbruik van stemrecht herbekeken HALLEMEESCH, N. Loyaliteitsplicht van meerderheidsaandeelhouders. Aard en misbruik van stemrecht herbekeken Het meerderheidsbeginsel creëert het risico dat meerderheidsaandeelhouders zich verrijken ten koste van de vennootschap. Het vereiste van goede trouw in de uitvoering van contracten verzacht dit agent-principaal probleem. De precieze gedragsnorm die de goede trouw aan aandeelhouders oplegt, wordt bepaald door de kwalificatie van het stemrecht. Deze bijdrage argumenteert dat het stemrecht een doelgebonden bevoegdheid is, die steeds in het vennootschapsbelang moet worden uitgeoefend. Aandeelhouders hebben bijgevolg een loyaliteitsplicht. Dat betekent dat zij hun eigen belang ondergeschikt moeten maken aan het vennootschapsbelang van zodra deze belangen met elkaar in conflict komen. In tegenstelling tot wat algemeen wordt aangenomen, verloopt een rechterlijke controle op de naleving van die plicht niet marginaal. SluitenSamenvatting |
393 | Bestaat de bevrijdende verjaring of is ze slechts een vorm van de verkrijgende verjaring? Een onderzoek naar de verjaring als monistisch of dualistisch concept Een diepe duik in de geschiedenis van de verjaring VAN DE VOORDE, J. Bestaat de bevrijdende verjaring of is ze slechts een vorm van de verkrijgende verjaring? Een onderzoek naar de verjaring als monistisch of dualistisch concept Traditioneel worden de verkrijgende en de bevrijdende verjaring beschouwd als twee fundamenteel verschillende rechtsfiguren, die slechts het verstrijken van de tijd met elkaar gemeen hebben. Recent hebben enkele auteurs deze stelling in twijfel getrokken. Zij menen dat de bevrijdende verjaring essentieel te herleiden is tot de verkrijgende verjaring (‘sterk monisme’). De schuldenaar, zo zeggen zij, bezit de schuldvordering die tegen hem bestaat door niet te betalen. Na verloop van tijd verkrijgt hij de schuldvordering en gaat deze door vermenging teniet. Er zijn een aantal historische en positiefrechtelijke aanwijzingen in deze richting, maar ze worden op talrijke punten tegengesproken door tegengestelde aanwijzingen. Het is de bedoeling van deze bijdrage om te onderzoeken hoe de bevrijdende en de verkrijgende verjaring zich verhouden. Hierbij blijkt dat de bevrijdende en de verkrijgende verjaring naar Belgisch recht niet tot elkaar herleid kunnen worden (zij zijn dus verschillend), maar tegelijkertijd wel tot dezelfde juridische categorie behoren (‘conceptueel monisme’). De opvatting dat de bevrijdende en de verkrijgende verjaring dermate van elkaar verschillen dat ze niet redelijkerwijs gezegd kunnen worden tot dezelfde juridische categorie te behoren (‘dualisme’) is te verwerpen. SluitenSamenvatting |
465 | Het vennootschaps- en boedelbelang in de queeste van dionysos: naar nieuwe wijn in oude zakken? DE LEO, F. Het vennootschaps- en boedelbelang in de queeste van dionysos: naar nieuwe wijn in oude zakken? In wiens belang dient het bestuur van een vennootschap/boedel te handelen? Die ogenschijnlijke tweeledige vraag houdt menig jurist reeds ettelijke jaren bezig. Deze bijdrage doet een poging om die vraag te beantwoorden aan de hand van één moderne theorie, gedistilleerd uit de verscheidende theorieën zoals ze in de huidige juridische en (rechts)economische vennootschaps- en insolventiedoctrine bestaan. Na de vaststelling dat de juridisch-technische theorieën aan vervanging toe zijn, komen we via een normatieve en positieve rechtseconomische analyse tot een (nieuwe) dynamische uniforme theorie. Onderweg wordt ook een aanzet tot antwoord gegeven op de gerelateerde vraag wie zeggenschap dient te verkrijgen over het bestuur van de vennootschap/boedel. SluitenSamenvatting |
529 | De productaansprakelijkheid voor zelfrijdende motorrijtuigen WERBROUCK, J. De productaansprakelijkheid voor zelfrijdende motorrijtuigen Zelfrijdende motorrijtuigen gaan in de (al dan niet nabije) toekomst onze wegen domineren. Gelet op het wegvallen van het menselijke gedrag als voornaamste oorzaak van verkeersongevallen – en bijhorende schade – wordt verwacht dat andere aansprakelijkheidssystemen proportioneel aan belang zullen winnen. Een potentiële kandidaat om in deze context de koninginnenrol die vandaag bij de klassieke foutaansprakelijkheid rust op te vangen, is de productaansprakelijkheid. Wanneer echter wordt stilgestaan bij de toepassing daarvan op schade veroorzaakt door zelfrijdende motorrijtuigen, steken al gauw toepassingsproblemen de kop op. In voorliggende bijdrage worden deze problemen geïdentificeerd, en worden voorstellen gedaan om eraan tegemoet te komen, in de hoop tot een beter toepasbare productaansprakelijkheid te komen. SluitenSamenvatting |
605 | Overzicht van rechtspraak bevrijdende verjaring (1992-2017) CLAEYS, I. |
839 | Boekbesprekingen L. DE SCHRIJVER; I.DURANT; E. DEWITTE; N. CARETTE; M.D'HERDE; K. DEKETELAERE & B. DELVAUX (eds.); W. CHEN; E. DIRIX, R. HOUBEN & E. WYMEERSCH (eds.); VLAAMSE CONFERENTIE BALIE ANTWERPEN |
867 | Ten Geleide STORME, M.E. |
869 | In Memoriam Jef Maeijer (1932-2018) GEENS, K. |
875 | In herinnering Jef Maeijer: van rechtvaardigheid bezeten SIEBURGH, C. |
881 | Tot ziens handelaar, welkom onderneming: modernisering met belangrijke impact, doch geen vereenvoudiging De Redactie Privaat STEENNOT, R. |
889 | Structuur, praktijk en theorie van rechtsvergelijkend onderzoek ADAMS, M. Structuur, praktijk en theorie van rechtsvergelijkend onderzoek In dit artikel worden de stappen die meestal worden gezet in rechtsvergelijkend onderzoek, geïdentificeerd en geanalyseerd. Naar aanleiding daarvan komen een aantal specifieke methodische vragen en uitdagingen aan de orde. Hoe formuleer je een onderzoeksvraag? Welke rechtssystemen wil je in je vergelijking betrekken? Wanneer is er sprake van vergelijkbaarheid, en wat is daarbij de rol van het tertium comparationis? Waarin verschilt het bestuderen van buitenlands recht van daadwerkelijk vergelijken? Wat is de betekenis van neutraliteit bij rechtsvergelijkend onderzoek? Op basis van welke terminologie doe je juist verslag over je onderzoeksbevindingen, en wat toont dat over de specifieke aard van de rechtsvergelijking? Welke opvattingen over rechtsbronnen doet dit alles rijzen? Wat betekent interdisciplinariteit in dezen? Bij het behandelen van deze vragen wordt de rechtsvergelijkende theorie verbonden met concrete voorbeelden. De verwachting daarbij is dat de wisselwerking tussen structuur, praktijk en theorie, inzicht in het verrichten van rechtsvergelijkend onderzoek kan bevorderen. SluitenSamenvatting |
969 | Digitalisering en het Nederlands Burgerlijk Wetboek VOULON, M. Digitalisering en het Nederlands Burgerlijk Wetboek In deze bijdrage wordt ingegaan op privaatrechtelijke vraagstukken rondom digitalisering en digitale producten. De nadruk ligt op de behandeling van de beginselen van identificatie & authenticatie, integriteit, confidentialiteit en onweerlegbaarheid, en de elektronische handtekening. Bovendien wordt ingegaan op digitale producten zoals computerprogrammatuur en databestanden die vooralsnog goederenrechtelijk ongrijpbaar lijken. Tot slot wordt kort het autonome systeem aangestipt. SluitenSamenvatting |
1021 | De inpassing van digitale producten in het Belgisch privaatrecht SWINNEN, K. De inpassing van digitale producten in het Belgisch privaatrecht In deze bijdrage onderzoekt de auteur of welbepaalde juridische vraagstukken die naar aanleiding van digitale producten rijzen of kunnen rijzen, opgelost kunnen worden aan de hand van het bestaande Belgisch privaatrecht. Het eerste hoofdstuk gaat over de vraag of en hoe digitale data naar huidig recht verpand en in beslag genomen kunnen worden. Niet alleen stelt de auteur vast dat er zich problemen voordoen, ook doet hij enkele aanbevelingen de lege ferenda. In het tweede hoofdstuk wordt onderzocht in welke mate de verkoop van onroerende goederen via digitale weg kan geschieden. Uit het onderzoek blijkt dat de laatste stap van een dergelijke verkoop, zijnde de notariële fase, nog niet via digitale weg kan worden gezet. In het derde en laatste hoofdstuk staat de aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door (autonome) robots centraal. Inzake contractuele aansprakelijkheid ligt de focus op robots die worden ingezet in de gezondheidszorg, terwijl de zelfrijdende auto het werkvoorbeeld vormt bij de bespreking van de buitencontractuele aansprakelijkheid. SluitenSamenvatting |
1101 | Privaatrechtelijke bescherming van de stem in commerciële context DEBRUYNE, N. Privaatrechtelijke bescherming van de stem in commerciële context De stem heeft een vaste plaats verworven in de commerciële realiteit. Stemacteurs spreken radiocommercials in, zangers vertolken auteurswerken en stemimitatoren imiteren de stem van publieke personen voor publicitaire doeleinden. De opkomst van een lucratieve markt rond de stem heeft geleid tot een toenemend aantal misbruiken. Deze bijdrage biedt een overzicht van de verschillende commerciële toepassingen van de stem en bespreekt de privaatrechtelijke beschermingsregimes, afhankelijk van het concrete stemgebruik: als spreekbuis voor de creatieve geest (het auteursrecht) en het privéleven (recht op eerbiediging van het privéleven); als zuiver commercieel goed (mededingingsrecht en merkenrecht) of als attribuut van de persoonlijkheid - los van de eventuele inhoud die zij overdraagt (persoonlijkheidsrecht op stem). SluitenSamenvatting |
1195 | De milieu-erfdienstbaarheid of milieugrondlast: een nuttig zakenrechtelijk instrument voor de milieubescherming? VAN DE VOORDE, J.; CARETTE, N.; HUBEAU, B.; VAN DEN BROECK, P. De milieu-erfdienstbaarheid of milieugrondlast: een nuttig zakenrechtelijk instrument voor de milieubescherming? Traditioneel wordt het milieu beschermd door publiekrechtelijke instrumenten (emissiestandaarden, erfdienstbaarheden van openbaar nut, …). Het privaatrecht kan echter ook een bijdrage leveren aan de bescherming van het milieu. Één voorbeeld hiervan is de zogenaamde milieu-erfdienstbaarheid (of milieugrondlast). Het betreft een beperkt zakelijk recht – niet noodzakelijk een erfdienstbaarheid in de zin van artikel 637 BW – dat aan de eigenaar van het bezwaarde erf bepaalde verplichtingen oplegt in het belang van het milieu. Gedacht kan worden aan een verbod om waardevolle planten, hagen of bossen te rooien, om bepaalde schadelijke producten te gebruiken, of ook nog aan een gebod om biologische landbouw te beoefenen. De onderhavige bijdrage gaat na wat de milieu-erfdienstbaarheid exact is, waarom men een milieu-erfdienstbaarheid zou willen gebruiken, welke rechtsvorm(en) ze kan aannemen naar Belgisch recht (waarbij zal blijken dat er verhoudingsgewijs weinig ruimte is) en eindigt met beschouwingen die de wetgever kunnen leiden indien hij de milieu-erfdienstbaarheid sterker in de wetgeving wenst te verankeren. SluitenSamenvatting |
1315 | Boekbesprekingen N. CARETTE; G. STRAETMANS; W. PINTENS EN C. DECLERCK (eds.); N. VANDEBEEK; C. DRAGHICI; J.E. BEERNAERT, N. DANDOY, S. LOUIS EN P.-A. WUSTEFELD; R. VEIL (ed.); P. CONTI-BROWN EN R.M. LASTRA (eds.); J. ARMOUR, D. AWREY, P. DAVIES, L. ENRIQUES, J. N. GORDON, C. MAYER EN J. PAYNE; D. MATRI; E. SPRUYT, N. GEELHAND DE MERXEM EN H. PELGROMS; N. PORTUGAELS; K. DE GREVE; T. KRUGER EN J. VERHELLEN; F. PASTOR-MERCHANTE; B. FEUILLET-LIGER EN S. OKTAY-ÖZDEMIR (eds.); S. GRUNDMANN K. RIESENHUBER (eds.); J.-F. FUNCK, P. JASPIS, M. LEYS EN D. MOUGENOT; G. FRANKENBERG; S. VANDENBOGAERDE; E. LIEVENS, P. VAN ASSCHE, S. VEREECKEN EN E. VOLCKAERT; K. RENIERS; C. DELFORGE, S. STIJNS EN P. WÉRY (eds.) |
1373 | Ten Geleide STORME, M.E. |
1377 | Van tranen, duiten, dijken en sluizen. Over vergoeding van 'affectieschade' en 'shockschade' in Nederland na 1 januari 2019 De Redactie Privaat LINDENBERGH, S. |
1383 | De verjaring van buitencontractuele rechtsvorderingen tot schadevergoeding wegens kartelinbreuken: een intrigerend drieluik TANGHE, T. De verjaring van buitencontractuele rechtsvorderingen tot schadevergoeding wegens kartelinbreuken: een intrigerend drieluik Voor rechtsvorderingen tot schadevergoeding wegens mededingingsinbreuken voerde de wet van 6 juni 2017 ter omzetting van de richtlijn 2014/104/EU specifieke verjaringsregels in. In dat kader rijst de vraag welke verjaringsregels van toepassing zijn op buitencontractuele rechtsvorderingen tot schadevergoeding wegens kartelinbreuken die een aanvang namen of plaatsvonden vóór de inwerkingtreding van de nieuwe regels inzake verjaring. Bij die vraag is er in elk geval met drie zaken rekening te houden: (1) de verjaringsregels van artikel 2262bis § 1, tweede en derde lid BW, (2) het arrest van het Grondwettelijk Hof van 10 maart 2016 en (3) de nieuwe specifieke verjaringsregels ter omzetting van de richtlijn 2014/104/ EU. In het licht van dat drieluik wordt een stappenredenering aangereikt om te bepalen of een rechtsvordering tot schadevergoeding wegens een kartelinbreuk al dan niet is verjaard. SluitenSamenvatting |
1437 | Duurzaam goederenrecht: naar een herijking van ons goederenrechtelijk stelsel? [Inspiratie uit onder meer Nederland] AKKERMANS, B. Duurzaam goederenrecht: naar een herijking van ons goederenrechtelijk stelsel? [Inspiratie uit onder meer Nederland] Met toenemende klimaatverandering, de eindigheid van fossiele brandstoffen en toenemende ongelijkheid in de (westerse) wereld, alsook de verplichtingen die de landen zijn aangegaan in het kader van het bereiken van de 17 VN-duurzaamheidsdoelstellingen, is het nodig om het goederenrecht te herijken, d.w.z. van nieuwe waarden te voorzien. Samenvatting |
1471 | De inplanting van onshore windturbines in het Vlaamse Gewest vanuit privaatrechtelijk perspectief REYNEBEAU, M. De inplanting van onshore windturbines in het Vlaamse Gewest vanuit privaatrechtelijk perspectief Wie ‘windturbines’ zegt, denkt vaak aan problemen zoals geluidsoverlast en slagschaduw, of aan te realiseren doelstellingen op vlak van hernieuwbare energie. Nochtans is het niet al administratief recht en energierecht wat de klok slaat in de (juridische) wereld van de windturbines. Samenvatting |
1541 | Boekbesprekingen M.-P. DELLISSE; J. HERBOTS; I.DAUGAREILH (ed.); R. BARBAIX; P. DE PAGE & I. DE STEFANI; I.H.-Y. CHIO & I.G. MACNEIL (eds.); A. WUDARSKI; J. BAEL, M. BLONDIA & N. BERNARD (eds.); N. BERNARD; L. WEYTS; P. WESTERMAN |