
- 1964 - 1
- 1965 - 2
- 1966 - 3
- 1967 - 4
-
1968 - 5
- 1969 - 6
- 1970 - 7
- 1971 - 8
- 1972 - 9
-
1973 - 10
- 1974 - 11
- 1975 - 12
- 1976 - 13
- 1977 - 14
-
1978 - 15
- 1979 - 16
- 1980 - 17
- 1981 - 18
- 1982 - 19
-
1983 - 20
- 1984 - 21
- 1985 - 22
- 1986 - 23
- 1987 - 24
-
1988 - 25
- 1989 - 26
- 1990 - 27
- 1991 - 28
- 1992 - 29
-
1993 - 30
- 1994 - 31
- 1995 - 32
- 1996 - 33
- 1997 - 34
-
1998 - 35
- 1999 - 36
- 2000 - 37
- 2001 - 38
- 2002 - 39
- 2003 - 40
- 2004 - 41 Jura
- 2005 - 42 Jura
- 2006 - 43 Jura
- 2007 - 44 Jura
- 2008 - 45 Jura
- 2009 - 46 Jura
- 2010 - 47 Jura
- 2011 - 48 Jura
- 2012 - 49 Jura
- 2013 - 50 Jura
- 2014 - 51 Jura
- 2015 - 52 Jura
- 2016 - 53 Jura
- 2017 - 54 Jura
- 2018 - 55 Jura
- 2019 - 56 Jura
- 2020 - 57 Jura
- 2021 - 58 Jura
- 2022 - 59 Jura
- 2023 - 60 Jura
2020
p.5 | Ten Geleide STORME, M.E. |
7 | De veranderde rol van hoogste nationale rechters De Redactie Privaat KRANS, B. |
17 | Financiële overmacht: Een onderzoek naar de invulling van de overmachtsfiguur bij verbintenissen tot betaling van
een geldsom BAETE, R. Financiële overmacht: Een onderzoek naar de invulling van de overmachtsfiguur bij verbintenissen tot betaling van
een geldsom In bepaalde omstandigheden zal de schuldenaar een hindernis ontmoeten om zijn geldschulden te kunnen betalen, bijvoorbeeld door een tussenkomst van de overheid of een gebrek aan geld. In zulke gevallen kan de schuldenaar zich onder bepaalde vereisten beroepen op overmacht. Deze bijdrage onderzoekt de overmachtsfiguur bij verbintenissen tot betaling van een geldsom. In het eerste deel zullen de overmachtsfiguur, haar toepassingsvereisten en de gevolgen in het gemeen recht besproken worden. De algemene principes uit het gemeen recht worden daarna toegepast op verbintenissen tot betaling van een geldsom. Het tweede deel van deze bijdrage zal kort enkele alternatieven voor de financiële overmacht uiteenzetten, met name de imprevisieleer, de verhindering in het Weens kooprecht, de matigende werking van de goede trouw, uitstel van betaling en de ondersteuningsmaatregelen voor de Covid-19-crisis. SluitenSamenvatting |
97 | De verkrijgende verjaring door de bezitter niet te goeder trouw. Een driespraak tussen België, Nederland en Zuid-Afrika VAN DE VOORDE, J.; HOOPS, B.; MARAIS, E. De verkrijgende verjaring door de bezitter niet te goeder trouw. Een driespraak tussen België, Nederland en Zuid-Afrika De verkrijgende verjaring is intrinsiek een ethisch problematische verkrijgingswijze. Samenvatting |
171 | Bedenktijd met contractuele zekerheid: een verkennend onderzoek naar huuropties VAN DEN ABEELE, F. Bedenktijd met contractuele zekerheid: een verkennend onderzoek naar huuropties De sluiting van een huurovereenkomst, bijvoorbeeld met betrekking tot een woonst, moet het resultaat zijn van een weloverwogen beslissing. Wachten is echter een risico daar de verhuurder het pand al aan een ander kan verhuren. De kandidaat-huurder heeft dan ook nood aan zekerheid met behoud van flexibiliteit. De optieovereenkomst komt aan beide noden tegemoet. Het geeft aan de optienemer, eventueel tegen vergoeding, het recht om eenzijdig te beslissen een huurovereenkomst tot stand te brengen. Ook voor de verhuurder kan de optie een nuttig instrument zijn (zowel als optiegever als als optienemer). De bijdrage gaat nader in op de huuroptieovereenkomst waarbij deze allereerst wordt onderscheiden van andere opties zoals de handelshuurhernieuwingsoptie en de verlengingsoptie. Hierna staat de bijdrage stil bij de totstandkoming (geldigheid en algemene vereisten) en de modaliteiten (prijs en duurtijd) van huuropties. Op deze wijze wordt meer duidelijkheid geboden over de (opstelling van een) optieovereenkomst. Deze is immers slechts een nuttig instrument ter verkrijging van flexibiliteit en zekerheid in zoverre ook over (de draagwijdte en gevolgen van) de optieovereenkomst zelf zekerheid bestaat. SluitenSamenvatting |
217 | Belangenconflicten in het Belgisch vennootschapsrecht: een kritische analyse van het WVV na de omzetting van de tweede aandeelhoudersrichtlijn VOS, T. Belangenconflicten in het Belgisch vennootschapsrecht: een kritische analyse van het WVV na de omzetting van de tweede aandeelhoudersrichtlijn Deze bijdrage analyseert de Belgische belangenconflictprocedures bij vermogensrechtelijke belangenconflicten van bestuurders (artikel 7:96 WVV) en bij transacties met verbonden partijen (artikel 7:97 WVV). De focus ligt hierbij op de recente wijzigingen door de invoering van het WVV en de omzetting van de Tweede Aandeelhoudersrichtlijn. De bijdrage analyseert de ratio en geschiedenis van de belangenconflictprocedures en evalueert hoe ze de afweging maken tussen de bescherming van aandeelhouders en de flexibiliteit in het besturen van de vennootschap. De bijdrage concludeert dat de recente wijzigingen terecht hebben gezorgd voor een sterkere aandeelhoudersbescherming, met vooral een breder toepassingsgebied en een strengere procedure in artikel 7:97 WVV. De bijdrage doet niettemin nog een aantal suggesties tot verbetering. SluitenSamenvatting |
313 | De totstandkoming, geldigheid en uitvoering van de koop van een onroerend goed: bedrieglijk eenvoudig? HERBOSCH, M. De totstandkoming, geldigheid en uitvoering van de koop van een onroerend goed: bedrieglijk eenvoudig? De voorbije decennia werden tal van informatieplichten ingevoerd die de verkoper van een onroerend goed moet naleven. Hierbij hielden de bevoegde deelstaatwetgevers slechts in beperkte mate rekening met het gemeen verbintenissenrecht. De verhouding van deze vereisten en de bijhorende sancties tot dit gemeen recht is dus onduidelijk. Deze bijdrage gaat kort in op de verschillende informatieplichten van de verkoper van een onroerend goed en analyseert hoe (de invulling van) deze verhouding kan bijdragen tot een billijk evenwicht tussen de bescherming van de koper en de rechtszekerheid van de verkoper bij de totstandkoming, de geldigheid en de uitvoering van de koopovereenkomst. SluitenSamenvatting |
389 | De hervorming van het goederenrecht SAGAERT, V. De hervorming van het goederenrecht Deze bijdrage geeft een algemeen overzicht van het nieuwe goederenrecht, zoals goedgekeurd in de Wet van 4 februari 2020. Het goederenrecht was in Boek 2 van het oude Burgerlijk Wetboek van 1804 veruit het meest archaïsche deel van het Burgerlijk Wetboek, dat (op appartementsrecht na) niet hervormd was sinds 1804. Het nieuwe goederenrecht bevat een aantal codificaties, een aantal evoluties en een aantal innovaties. Onder die laatste is bijvoorbeeld te denken aan overkoepelende bepalingen in verband met het goederenrecht, het opvullen van lacunes inzake hypothecaire publiciteit, aandacht voor volume-stapelingen, aandacht voor dieren in het vermogensrecht, een duidelijke articulatie van de wilsautonomie in het goederenrecht. Samenvatting |
655 | Boekbesprekingen S. Lombaerts, T. Gabriëls en M. Van Looveren; N. Clijmans; R. Timmermans en S. van den Hove d’Ertsenryck; G. Straetmans en R. Steennot (eds.); E. Casier, P. Heymans en J. Vannerom; T. Kadner Graziano; K. Deketelaere en B. Delvaux; R. Barbaix; S. Brouwers; B. Akkermans, J.-W. Beijk e.a.; F. Lalière; A. Van Hoe; S.V. Bazinas en N.O. Aks eli (eds.); B. Verheye (ed.); S. Meys; T. Wuyts; P. Letto-Vannamo, D. Tamm en B.O. Gram Mortensen (eds.); P. Bekaert; K. Maresceau |
705 | Collaboratief onderhandelen. Balanceren tussen het failliet van de advocatuur en de hoop op een nieuw en positief elan
De Redactie Privaat VERBEKE, A. |
721 | De implementatie van de Richtlijn (EU) Digitale Inhoud en Digitale Diensten in de Belgische rechtsorde VANHERREWEGHE, L. De implementatie van de Richtlijn (EU) Digitale Inhoud en Digitale Diensten in de Belgische rechtsorde In het kader van een Europese digitale agenda werd de Richtlijn (EU) nr. 2019/770 goedgekeurd betreffende bepaalde aspecten van een overeenkomst voor de levering van digitale inhoud en digitale diensten. Met het oog op een tijdige omzetting van de richtlijn in de Belgische rechtsorde, legt deze bijdrage de focus op de gevolgen van de implementatie voor het Belgisch recht. Zonder een kritische evaluatie te maken van de richtlijn zelf, wordt de nadruk gelegd op de nieuwe terminologie en beschermingsmechanismen die onder de richtlijn werden geïntroduceerd. Telkens vertrekkende vanuit een bepaalde topic maakt deze bijdrage een analyse van het Belgisch recht de lege lata, gevolgd door een analyse de lege ferenda. Voorgenoemde bijdrage eindigt met enkele aanbevelingen gericht naar de Belgische wetgever voor een correcte implementatie van de richtlijn. SluitenSamenvatting |
785 | Het nieuw goederenrecht rechtseconomisch gewikt en gewogen BOUCKAERT, B. Het nieuw goederenrecht rechtseconomisch gewikt en gewogen Rechtseconomisch gezien is een efficiënt goederenrecht cruciaal voor welvaart en welzijn in de samenleving. Het werkt pacificerend, zorgt voor goede marktwerking en internalisering van externe effecten. Zoals de andere landen in Europa en Noord-Amerika geniet België op dat vlak van een luxe die de minder ontwikkelde landen ontberen. De meeste regelen in het nieuwe goederenrecht, al dan niet gewijzigd, kunnen rechtseconomisch gezien ondersteund worden. Dit komt omdat het privaatrecht steunt op een lange traditie van juridische ervaring, meestal geleid door juiste economische intuïties. Dit geldt bijvoorbeeld voor de duidelijke formulering van de numerus clausus, voor de mogelijkheid gebruiksrechten vervallen te verklaren en erfdienstbaarheden af te schaffen, het bezit te beschermen, de grensoverschrijdende bebouwing duidelijk te regelen, de vinder te vergoeden, de mandeligheid duidelijker te regelen. Toch werden er, rechtseconomisch gezien, een paar kansen gemist om verantwoorde innovaties door te voeren. Waarom werden de archaïsch lange verjaringstermijnen behouden? Waarom werd de appartementseigendom zo extreem betuttelend geregeld? Het valt te betreuren dat vanuit de rechtseconomie niet meer input kon gegeven worden. Dat had bijvoorbeeld gekund via de regelgevingsimpactanalyse (RIA), die in dit geval een maat voor niets blijkt te zijn. SluitenSamenvatting |
827 | Ontwikkelingen in het EVRM op het vlak van de bevrijdende verjaringsregels DEFERME, D. Ontwikkelingen in het EVRM op het vlak van de bevrijdende verjaringsregels De invloed van het EHRM op de bevrijdende verjaringsregels blijft toenemen. In tegenstelling tot de oudere beslissingen van het EHRM, blijft de recente rechtspraak van het EHRM onderbelicht (in het Belgische recht). Deze bijdrage analyseert de recente beslissingen van het EHRM aan de hand van twee vragen. De eerste vraag heeft betrekking op de verschillende rechtsgronden op basis waarvan de nationale bevrijdende verjaringsregels voor het EHRM kunnen worden aangevochten. Bij de rechtsgronden rijst de vraag naar de verhouding (gelijkenissen en/of verschillen) tussen deze rechtsgronden. De tweede vraag gaat na wat de minimumstandaarden zijn die het EHRM hanteert voor de verschillende elementen van de (Belgische) bevrijdende verjaringsregels. SluitenSamenvatting |
887 | Grondslagen van het rechtspersonenrecht VAN GERVEN, D. Grondslagen van het rechtspersonenrecht Deze bijdrage peilt naar de grondslagen van het rechtspersonenrecht. De rechtspersoon is een rechtssubject zoals de mens; hij geniet van dezelfde rechts- en handelingsbekwaamheid. De orgaantheorie laat de rechtspersoon toe in rechte op treden. Het lot van de rechtspersoon wordt bepaald door de oprichtingshandeling die een eenzijdige handeling, een overeenkomst of een overheidsbeslissing kan zijn. Daarin wordt gekozen voor een bepaalde rechtsvorm en identiteit die zijn staat vormt. In de vennootschap en de vereniging zal deze oprichtingshandeling de grondslag zijn van de contractuele ruimte waarin vennoten respectievelijk leden onderling en met de rechtspersoon samenwerken. Samenvatting |
1007 | Overzicht van rechtspraak. Bijzondere overeenkomsten. Koop (2007-2020) TILLEMAN, B., DE REY, S., VAN DAMME, N., VAN DEN ABEELE, F. |
1687 | Boekbesprekingen A-C. Van Gysel, F. Lalière, J. Sauvage en V. Wyart; A-C. Van Gysel, F. Lalière en V. Wyart; J. Laenens, D. Scheers, P. Thiriar, S. Rutten en B. Vanlerberghe; P. Dauw en E. Dauw; R. Palmans, T. Leys en J. Toury; S. Geiregat; E. Dirix, R. Steennot en H. Vanhees; F. Swennen en T. Wuyts; J. Maeschalck, A. Vermeersch en K. De Saedeleer; D. Van Gerven; S. Simontacchi en U. Stoschek; C. Ariëns en M. Smilde |