
- 1964 - 1
- 1965 - 2
- 1966 - 3
- 1967 - 4
-
1968 - 5
- 1969 - 6
- 1970 - 7
- 1971 - 8
- 1972 - 9
-
1973 - 10
- 1974 - 11
- 1975 - 12
- 1976 - 13
- 1977 - 14
-
1978 - 15
- 1979 - 16
- 1980 - 17
- 1981 - 18
- 1982 - 19
-
1983 - 20
- 1984 - 21
- 1985 - 22
- 1986 - 23
- 1987 - 24
-
1988 - 25
- 1989 - 26
- 1990 - 27
- 1991 - 28
- 1992 - 29
-
1993 - 30
- 1994 - 31
- 1995 - 32
- 1996 - 33
- 1997 - 34
-
1998 - 35
- 1999 - 36
- 2000 - 37
- 2001 - 38
- 2002 - 39
- 2003 - 40 Jura
- 2004 - 41 Jura
- 2005 - 42 Jura
- 2006 - 43 Jura
- 2007 - 44 Jura
- 2008 - 45 Jura
- 2009 - 46 Jura
- 2010 - 47 Jura
- 2011 - 48 Jura
- 2012 - 49 Jura
- 2013 - 50 Jura
- 2014 - 51 Jura
- 2015 - 52 Jura
- 2016 - 53 Jura
- 2017 - 54 Jura
- 2018 - 55 Jura
- 2019 - 56 Jura
- 2020 - 57 Jura
- 2021 - 58 Jura
- 2022 - 59 Jura
Tijdschrift voor Privaatrecht
1964-2002 online open access, vanaf 2003 via Jura en Jurisquare
NL | EN2019
p.5 | Ten Geleide STORME, M.E. |
9 | Anderlecht, het Grondwettelijk Hof en het ontslagrecht De redactie privaat RAUWS, W. |
21 | De rol van de rechtsvergelijking in de rechtspraak van het Hof van Cassatie [in de periode 2002-2017] DIRIX, E. De rol van de rechtsvergelijking in de rechtspraak van het Hof van Cassatie [in de periode 2002-2017] De rechtsvergelijking speelt in een kleine jurisdictie als de onze een belangrijke rol. Is dit onomstreden in onderwijs, onderzoek en wetgeving, dan wordt dit door velen problematisch geacht voor de rechtspraak. Kan men aan onze rechtzoekenden antwoorden opdringen die geïnspireerd zijn door buitenlandse juridische informatie? Nochtans blijkt dat binnen Europa de hoogste gerechtshoven steeds meer kennis nemen van elkaars rechtspraak. In deze bijdrage wordt gezocht naar een verklaring voor deze ontwikkeling. Verder wordt gepeild naar de praktijk van het Hof van Cassatie. Aan de hand van een onderzoek van de rechtspraak over de periode 2002-2017 wordt getracht een beeld te geven van de materies, het soort zaken en van de rechtstelsels waarmee wordt vergeleken en gepeild naar de betekenis hiervan voor de rechtsvinding. SluitenSamenvatting |
63 | Eigendom van data? 'Reculer pour mieux sauter' [in onder meer Nederland en België] SWINNEN, K. Eigendom van data? 'Reculer pour mieux sauter' [in onder meer Nederland en België] De afgelopen jaren werd heel wat gepubliceerd over eigendom van data, in het bijzonder in Duitsland, de Verenigde Staten en op het niveau van de Europese Unie. Nu het onderzoek naar dit onderwerp ook in Nederland en, in mindere mate, België op gang komt, formuleert de auteur vijf aanbevelingen voor toekomstig onderzoek. Samengevat houden die aanbevelingen in dat men bij het doen van onderzoek duidelijk moet zijn omtrent wat men precies onder ‘eigendom’ en ‘data’ verstaat, dat er nauw moet worden samengewerkt met informatici, dat bij het beantwoorden van de vraag of eigendom van data mogelijk zou moeten zijn ook naar het recht zelf moet worden gekeken en dat naast datasubjecten en industriële spelers ook schuldeisers als belanghebbenden bij (het antwoord op) de voornoemde vraag moeten worden beschouwd. SluitenSamenvatting |
107 | Toekomst van de circulaire vastgoedeconomie [in Belgisch en Nederlands recht] VERHEYE, B. Toekomst van de circulaire vastgoedeconomie [in Belgisch en Nederlands recht] De circulaire economie is momenteel een van de veelbelovendste denkpistes om onze economie duurzamer te maken. Een van de uitwerkingen van de circulaire economie staat bekend als het dienstenmodel: in plaats van een goed te verkopen aan de consument biedt de producent van deze goederen de consument het gebruik van dit goed aan, zonder dat de eigendom van dit goed wordt overgedragen. Ook in de vastgoedsector worden steeds meer circulaire initiatieven uitgerold, maar men stuit daarbij op bepaalde goederenrechtelijke grenzen. Deze bijdrage analyseert de verschillende manieren waarop deze initiatieven vorm kunnen krijgen onder het huidige Belgische en Nederlandse recht. Daarbij worden tevens de verschillende beperkingen blootgelegd, doch ook de mogelijke oplossingen voor deze beperkingen, onder meer gebaseerd op een hedendaagse interpretatie van de verschillende aan het goederenrecht ten grondslag liggende beginselen, worden besproken. SluitenSamenvatting |
197 | Omgaan met omgaan. Een kwalitatief empirisch onderzoek naar de omkeringen in de cassatierechtspraak VAN DER HAEGEN, M. Omgaan met omgaan. Een kwalitatief empirisch onderzoek naar de omkeringen in de cassatierechtspraak Deze bijdrage analyseert de kenbaarheid en motieven van twintig rechtspraakwijzigingen van het Hof van Cassatie. Het hoogste rechtscollege geeft door de bank genomen weinig tot geen ruchtbaarheid aan de wijzigingen in zijn vaste rechtspraak. Doorgaans maakt een nevenproduct, zoals de conclusie van de advocaat-generaal of het jaarverslag, de ommekeer kenbaar. De voornaamste kenbron van omkeringen zijn echter rechtsgeleerde annotaties. Die bekendmaking is gebrekkig want ze geschiedt met vertraging en is niet authentiek. Bovendien verplicht de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens tot een uitdrukkelijke motivering van rechtspraakwijzigingen. De manier waarop zijn Nederlandse en Franse evenknieën rechtspraakwijzigingen kenbaar maken, toont aan dat er bij het Belgische Hof van Cassatie ruimte is voor verbetering. SluitenSamenvatting |
303 | Partijautonomie in het Nederlandse goederenrecht BARTELS, S. Partijautonomie in het Nederlandse goederenrecht Het is gebruikelijk om het goederenrecht te karakteriseren als een rechtsgebied dat bijna uitsluitend dwingendrechtelijke regels kent en slechts weinig ruimte laat voor partijautonomie. Met een zekere graagte lijken goederenrecht en contractenrecht als tegenpolen te worden gepresenteerd. In deze bijdrage wordt dit beeld, voor het Nederlandse recht, sterk gerelativeerd. Het Nederlandse goederenrecht is niet doof voor de maatschappelijke noden en de maatschappelijke functie van rechtsfiguren en toont zijn flexibiliteit veelvuldig. Het voelt bijna als een aanval op een open deur om te benadrukken dat de partijautonomie in het Nederlandse goederenrecht een prominente plaats heeft. Hoewel niet als uitgangspunt geldt dat goederenrecht van regelend recht is, is de partijwil bij vrijwel geen enkel leerstuk te veronachtzamen. Zo wordt algemeen erkend dat de partijen binnen de Nederlandse numerus clausus een ruime vrijheid hebben om de inhoud van beperkte rechten vast te stellen. Door middel van een beheersregeling kunnen deelgenoten hun (exclusieve) bevoegdheden in verregaande mate, met derdenwerking, onderling afspreken. De partijautonomie laat zich ook buiten de kaders van de invulling van de inhoud van goederenrechtelijke rechten gelden. Omdat goederenrechtelijke rechten in beginsel geen exclusief, elkaar of verbintenisrechtelijke alternatieven uitsluitend toepassingsgebied hebben, kunnen partijen kiezen met behulp van welke rechtsfiguur zij hun rechtsverhouding willen reguleren. Zo kan het vestigen van een opstalrecht een alternatief zijn voor een appartementensplitsing. Er zijn ook onderdelen van het goederenrecht waar de partijautonomie (nog) iets meer begrensd lijkt te zijn. Het maken van afspraken die ook derden binden, aangaande de (exclusieve) beschikkingsbevoegdheid van een niet-rechthebbende wordt bijvoorbeeld met een zekere reserve bekeken. De partij-invloed bij de toepassing van leerstukken als natrekking en zaakvorming lijkt uitermate gering te zijn. Maar ook aan die poort wordt gerammeld, met het oog op de noden van de circulaire economie. SluitenSamenvatting |
337 | Wilsautonomie in het Belgische goederenrecht SAGAERT, V. Wilsautonomie in het Belgische goederenrecht “Het goederenrecht is van openbare orde”. Het is een vaak gehoorde boutade, die vooral op rechtshistorische motieven is gesteund. Nog los van het feit dat een gedegen rechtshistorische analyse de juistheid van dit uitgangspunt in vraag stelt, beantwoordt ze niet aan het huidige recht. Het goederenrecht is in belangrijke mate van aanvullend recht. Ook de voorstellen tot hervorming van het goederenrecht gaan van deze gedachte uit. In deze bijdrage worden de grenzen van de wilsautonomie in het Belgische goederenrecht afgetast, zowel vanuit positivistisch oogpunt als vanuit de rechtsgeschiedenis, rechtsvergelijking en rechtseconomie. Het blijkt dat de wilsautonomie veel groter is bij de zakelijke gebruiksrechten dan bij de zakelijke zekerheidsrechten. Tegelijk wordt betoogd dat de notie van exclusiviteit, die in belangrijke mate mede gestalte geeft aan dat gesloten stelsel, in werkelijkheid zeer te nuanceren is. SluitenSamenvatting |
415 | Verslag derde ICAV-congres op 7 december 2018 te Leuven BORUCKI, C., GILLAERTS, P. [Interuniversitair Centrum voor Aansprakelijkheids- en Verzekeringsrecht] |
423 | Boekbesprekingen Carette, N. & Weyts, B. (eds.); Micklitz, H. & Saumier, G. (eds.); Dekkers, R., Casman, H., Verbeke, A.L. & Alofs, E.; Van den Meutter, J.; Boularbah, H. & van Drooghenbroeck, J.F. (eds.); George, F.; De Marez, D. & Stragier, C.; Dirix, E.; Masschelein, M.-A.; Baeck, J. (ed.); De Rey, S. & Tilleman, B. (eds.) |
449 | Ten Geleide STORME, M.E. |
451 | [Nederland] Massaschaderecht in ontwikkeling De redactie privaat HARTLIEF, T. |
477 | In Memoriam Herman Schoordijk (1926-2018): een opgewekte dwarsligger VRANKEN, J.B.M. |
493 | Verscheurd tussen koper en eigenaar - de kunst om de kloof in het goederenrecht te dichten DEMARSIN, B. Verscheurd tussen koper en eigenaar - de kunst om de kloof in het goederenrecht te dichten Het vraagstuk wie bescherming verdient wanneer een bestolen eigenaar erin slaagt zijn verloren goed terug te vinden in de handen van een bonafide koper, vormt een waarachtig juridisch dilemma. Na het vraagstuk eerst op basis van het Belgische goederenrecht te hebben geëxploreerd, zal deze bijdrage vervolgens aantonen hoe continentaal-Europese (zgn. civil law-)jurisdicties eerder de belangen van de bonafide koper genegen zijn, terwijl zgn. common law-jurisdicties bovenal menen voorrang te moeten geven aan de bescherming van de oorspronkelijke eigenaar. Aansluitend spitst deze bijdrage het klassieke koper-eigenaar dilemma toe op de situatie waarin de diefstal roerende cultuurgoederen behelst. Als dat het geval is blijken de traditionele oplossingen frequent anders te liggen. Heel wat landen hebben in de voorbije decennia wat betreft kunstvoorwerpen en cultureel erfgoed immers verregaande restitutieverplichtingen in hun goederenrecht ingeschreven. Deze bijdrage zal dan ook besluiten dat de theoretische kloof tussen het goederenrecht in civil law- en common law-jurisdicties in de praktijk van het erfgoedrecht veel minder groot is, aangezien dit het gemeen goederenrecht omwille van erfgoedbelangen op een aantal vlakken heeft bijgestuurd. SluitenSamenvatting |
607 | Billikheid en ongeregverdigde verryking DU PLESSIS, J. Billikheid en ongeregverdigde verryking In die sivielregtelike tradisie word sekere remedies wat gemik is op die restitusie of teruggawe van verryking beskryf as “billik” of “equitable”. Die doel van hierdie bydrae is om hierdie beskrywing van nader te beskou, veral binne die konteks van die ongekodifiseerde Suid-Afrikaanse verrykingsreg, ʼn vertakking van die verbintenisreg, naas die kontraktereg en deliktereg, wat ʼn aantal eise om restitusie onder hierdie banier verenig. Daar word aan die hand gedoen dat verwysings na billikheid in die konteks van die verrykingsreg minstens drie funksies kan vervul, naamlik i) om die toestaan van ʼn remedie te regverdig of te legitimeer; ii) om aan te dui dat howe die diskresie geniet om na gelang van die feite of omstandighede ʼn remedie te bied, en iii) om, soos goeie trou in die kontraktereg, as ʼn soort katalisator te dien vir regsontwikkeling. Hierdie drie funksies word krities evalueer en die gevolgtrekking word bereik dat verwysings na billikheid in die verrykingsreg met omsigtigheid hanteer moet word en oor die algemeen ʼn beperkte bydrae kan lewer tot die toepassing van bestaande reg of tot die ontwikkeling van nuwe reg. Samenvatting |
661 | De openbare orde als ruggengraat van de juridische methode? Enkele bedenkingen bij Ludo Cornelis' openbare orde PEERAER, F. De openbare orde als ruggengraat van de juridische methode? Enkele bedenkingen bij Ludo Cornelis' openbare orde Met zijn meest recente boek ‘Openbare orde. Liber amicis’ streeft Ludo Cornelis naar een ‘precieze en werkzame’ omschrijving van het begrip ‘openbare orde’. In de zoektocht naar die omschrijving hanteert hij evenwel een visie op de bronnen van het recht die niet strookt met de wijze waarop de maatschappelijke orde de afgelopen 75 jaar is geëvolueerd. Een andere visie op de bronnen van het recht dringt zich dan ook op. Die visie relativeert het technische belang van begrippen zoals ‘openbare orde’. Maar ook in een dergelijke visie is het besproken werk van grote waarde. Omdat het fundamentele belangen en beginselen (‘essentiële samenlevingswaarden’) identificeert en concretiseert, vormt het werk een interessante bijdrage aan de beoefening van het (privaat)recht. SluitenSamenvatting |
705 | [Aspecten van Nederlands, Schots, Engels, Zuid-Afrikaans, Frans, Canadees, Duits, Noors en Belgisch recht] Congres Contract and Property with an environmental perspective. Leuven 5 september 2019 DEGROOTE, M. |
717 | Boekbesprekingen Kruithof, M. (ed.); Van Schoubroeck, C. & Samoy, I. (eds.); Kugler, T. & Rücker, D.; Bensoussan, A. (ed.); Dekkers, R., Casman, H., Verbeke, A.L. & Alofs, E.; Swennen, F.; Dauw, P.; Meert, K. & van Stiphout, T.; Frémat, V., De Sauvage, G., Goffin, J-F. & Breg, S.; Finch, V. & Milman, D.; Feldman, Y.; Gossens, J. & Verslype, K.; Giles, J., Pin, A. & Ravitch, F.S. (eds.); Milner Davis, J. & Roach Anleu, S. (eds.) |
749 | Ten Geleide STORME, M.E. |
753 | Motivering na rechterlijke rechtsvorming: de mogelijke impact van psychologische inzichten en verschillende motiveringsstijlen De Redactie Privaat GIESEN, I. |
767 | Ceci n'est pas un dualisme? Over het nieuwe duale bestuursmodel in de NV De Redactie Privaat DELVOIE, J. |
779 | Consumentenbescherming bij servitisation (Een Nederlandse focus op de trend waarbij aanbieders steeds vaker diensten aanbieden naast of in de plaats van producten) MAK, V. Consumentenbescherming bij servitisation (Een Nederlandse focus op de trend waarbij aanbieders steeds vaker diensten aanbieden naast of in de plaats van producten) Servitisation is de trend waarbij aanbieders steeds vaker diensten aanbieden naast of in plaats van producten. In consumentenmarkten is de afgelopen jaren een toename zichtbaar van dit type diensten, bijvoorbeeld bij Swapfietsen en bij huishoudelijke apparatuur zoals wasmachines en koffiezetapparaten. Dit preadvies onderzoekt de vraag wat servitisation betekent voor de bescherming van consumenten in privaatrechtelijke verhoudingen met aanbieders. De nadruk ligt daarbij op klassieke consumentencontracten, dat wil zeggen overeenkomsten waarin de aanbieder handelt in de uitoefening van een bedrijf of beroep en de koper, de consument, niet als zodanig. Daarnaast wordt voor een aantal aspecten, in het bijzonder in het contracten- en aansprakelijkheidsrecht, bekeken welke bescherming consumenten hebben indien zij een overeenkomst tot dienstverlening aangaan met een andere particulier via een online platform. Geconcludeerd wordt dat bepaalde aspecten van consumentenbescherming nog onvoldoende gewaarborgd zijn als de trend richting dienstverlening in plaats van koop zich doorzet. Transparantie van contractsvoorwaarden is bijvoorbeeld bij servitisation vaak minder goed dan bij koop, onder andere omdat dienstenovereenkomsten veel verscheidenheid vertonen. Verder gelden geen objectieve kwaliteitsstandaarden zoals bij koop en kan onduidelijkheid bestaan over de beschikbaarheid van remedies. Algemener kan worden gezien dat servitisation ongelijkheden in de samenleving kan vergroten. Waar mondige, goed geïnformeerde en financieel draagkrachtige consumenten kunnen profiteren van de mogelijkheden die servitisation (incl. de opkomst van de platformeconomie) biedt, kunnen minder draagkrachtige, kwetsbare consumenten hun sociaal-economische positie juist nog wankeler maken. Deze conclusies vragen om een herbezinning van consumentenbescherming in het hedendaagse privaatrecht. SluitenSamenvatting |
817 | Consumentenbescherming bij servitisation en product-dienst-systemen (PDS) KEIRSBILCK, B., TERRYN, E., VAN GOOL, E. Consumentenbescherming bij servitisation en product-dienst-systemen (PDS) Onze economie wordt steeds meer een diensteneconomie. In toenemende mate worden diensten toegevoegd aan de verkoop van goederen aan consumenten en steeds vaker sluiten consumenten overeenkomsten waarbij ze nog slechts een gebruiksrecht verkrijgen over een goed of waarbij hen zelfs enkel een bepaald functioneel resultaat wordt gegarandeerd. De dienstverstrekker blijft eigenaar. Deze bijdrage analyseert de gevolgen van deze evolutie voor de positie van de consument. Samenvatting |
901 | Faillissement en lopende overeenkomsten. Een rechtsvergelijkende analyse van artikel XX.139 WER BAEYENS, S. Faillissement en lopende overeenkomsten. Een rechtsvergelijkende analyse van artikel XX.139 WER Deze bijdrage heeft tot doel de verwarring die in de rechtspraak en rechtsleer Samenvatting |
973 | Impact van de B2B-wet op de wilsautonomie en de rechtszekerheid: een rechtsvergelijkende analyse GEIREGAT, S., STEENNOT, R. Impact van de B2B-wet op de wilsautonomie en de rechtszekerheid: een rechtsvergelijkende analyse Het Belgische verbintenissenrecht steunt op het beginsel van de wilsautonomie. Dat behelst de vrijheid voor partijen om de inhoud van hun overeenkomsten zelf te bepalen. De klassieke verantwoording voor dat beginsel luidt dat iedere partij gelijkwaardig is en dus haar eigen belangen kan verdedigen. Blijkt één van de partijen zich in werkelijkheid evenwel in een ondergeschikte onderhandelingspositie te bevinden ten opzichte van de wederpartij, dan zijn correcties wenselijk. De wetgever kan dan tussenkomen om partijen op hetzelfde onderhandelingsniveau te tillen, met name door regels die contractpartijen beschermen tegen onrechtmatige bedingen. Samenvatting |
1055 | De onderschatte rol van wilsautonomie in het huidige en in het nieuwe goederenrecht: kwalitatieve verbintenissen als proefstuk DEMEYERE, S. De onderschatte rol van wilsautonomie in het huidige en in het nieuwe goederenrecht: kwalitatieve verbintenissen als proefstuk Deze bijdrage vertrekt vanuit de vaststelling dat het goederenrecht lacunair is en dat verschillende onvolkomenheden kunnen worden opgevangen door een contractuele regeling. Dit wordt geïllustreerd aan de hand van kwalitatieve verbintenissen, zoals de onderhoudsplicht opgelegd aan de eigenaar van een lijdend erf in het kader van een erfdienstbaarheid en de canonverplichting van een erfpachter. Samenvatting |
1143 | De niet-rivale goederen, onderzocht aan de hand van de verkrijgende functie van het bezit bij de intellectuele eigendomsrechten VAN DE VOORDE, J. De niet-rivale goederen, onderzocht aan de hand van de verkrijgende functie van het bezit bij de intellectuele eigendomsrechten Intellectuele eigendomsrechten zijn eigensoortige goederen. In tegenstelling tot lichamelijke goederen en zelfs vele onlichamelijke goederen zijn zij niet-rivale goederen, wat betekent dat zij door meerdere personen tezelfdertijd gebruikt kunnen worden zonder dat de gebruikers elkaar hierbij hinderen. De vraag rijst dan of de verkrijgende verjaring van intellectuele eigendomsrechten en de onmiddellijke verkrijging door de bezitter te goeder trouw mogelijk (en opportuun) zijn. Dit wordt namelijk vaak ontkend, soms met verwijzing naar de niet-rivale aard van de intellectuele eigendomsrechten, maar er zijn geen wettelijke verboden. Het bezit van onlichamelijke goederen is mogelijk, zoals thans aanvaard wordt, en het is niet zeker dat de niet-rivale aard inderdaad (steeds) een hindernis is voor de deugdelijkheid van het bezit. Er zijn ook praktische problemen – met name de vaak lange verkrijgende verjaringstermijnen (hoewel het nieuwe goederenrecht dit probleem sterk vermindert, omdat de tienjarige termijn de gemeenrechtelijke termijn wordt) –, maar die kunnen bezwaarlijk een beginselmatig verbod op de verkrijgende verjaring inhouden. De onmiddellijke verkrijging door de bezitter te goeder trouw doet wel problemen rijzen, want een criterium voor deze verkrijgingswijze is een goed evenwicht met de rechten van de uittredende eigenaar, die een voldoende kans moet hebben om zijn goed tijdig te revindiceren. Dat ontbreekt: zelfs een gerechtigde die zijn intellectueel eigendomsrecht actief uitoefent, kan geconfronteerd worden met een verkrijger te goeder trouw wegens de mogelijkheid van nevenbezit. SluitenSamenvatting |
1211 | De privaatrechtelijke positie van transgender personen in België VERSCHELDEN, G. De privaatrechtelijke positie van transgender personen in België Deze bijdrage biedt een grondige analyse van alle specifieke regels van Belgisch personen- en familierecht ten behoeve van transgender personen na de hervorming van hun rechtspositie via de wet van 25 juni 2017 en de modernisering van de burgerlijke stand met de wet van 18 juni 2018. Aanpassing van de geslachtsregistratie is een recht voor meerderjarigen zonder fraudeoogmerk en kan ook voor minderjarigen realiteit worden, na schrapping van de vroegere medische voorwaarden. Het geslacht als element van de staat van de persoon is beschikbaar geworden in een systeem van gecontroleerde zelfbeschikking na voorlichting en met een wachttermijn. De regels inzake de voornaamsverandering van transgender personen zijn verder versoepeld, bijzonder afstammingsrecht is gecreëerd en privacybeschermende maatregelen werden genomen. De rechten van genderfluïde personen nopen evenwel tot een nieuw en nog verdergaand wetgevend ingrijpen, nu het Grondwettelijk Hof meerdere nieuwe regels heeft vernietigd. SluitenSamenvatting |
1309 | Bereiken deontologie, tuchtrecht en tuchtrechtspraak van de advocatuur hun doel? STEVENS, J. Bereiken deontologie, tuchtrecht en tuchtrechtspraak van de advocatuur hun doel? Dit artikel biedt een ruim overzicht in vogelvlucht van het advocatenrecht. Een recht waarvan men nogal eens vergeet dat het ook werkelijk recht is, en dat het deel uitmaakt van een veel groter rechtssysteem. Een recht dat dan ook meer voor dan door advocaten wordt gemaakt. Komen dus aan bod de deontologie, het tuchtrecht en het tuchtprocesrecht van de advocaten. En dat in hun voornaamste algemene beginselen, hun toepassingen en wijzigingen, deze laatste vooral in de voorbije zes jaar. Het gaat dus om pot pourris, eerder dan om exhaustieve beschrijvingen, waarvoor de materie te omvangrijk is. En ze leiden ons tot de vragen: Bereiken deontologie, tuchtrecht & tuchtrechtspraak hun doel? En als dat niet het geval is, hoe kan daaraan worden verholpen? Ik sluit mijn bijdrage af met een wake up call en een aantal welgemeende aanbevelingen. SluitenSamenvatting |
1369 | Boekbesprekingen B. DUBUISSON (ed.); M. CAPRONI en S. DE SMEDT; G.-L. BALLON, H. DE DECKER, V. SAGAERT, E. TERRYN, B. TILLEMAN, A. L. VERBEKE (eds.); A. VAN OEVELEN; A. BEKA; V. BOILLET, M. ROCA I ESCODA en E. DE LUZE (EDS.); L. DE VRIESE; M. HAENTJENS en B. WESSELS (eds.); A. MIGLIONICO; B. VERBELEN en K. HENDRICKX; R. TIMMERMANS; S. DE POURCQ; J. CHUAH en E. VACCARI (ed.); C. OP DEN KAMP en D. HUNTER (eds.); E. VERJANS; O. MORÉTEAU, A. MASFERRER en K.A. MODÉER (eds.); B. WAUTERS en M. DE BENITO; D. SZOSTEK; D. KRAUS, T. OBRIST en O. HARI (eds.); U. MATTEI en A. QUARTA |